NT2 informatie
NT2-niveau 1
U begrijpt korte zinnen en woorden. U kunt ze gebruiken op bekende plaatsen en in bekende situaties. Bijvoorbeed in de winkel, bij uw kinderen op school of op uw werk. U kunt een klein beetje praten en verstaan, lezen en schrijven. U hebt wel vaak hulp nodig met moeilijke woorden. Soms begrijpt u een paar woorden uit een moeilijke zin. Bijvoorbeeld een naam of de tijd. U kunt op een formulier uw naam en adres en andere bekende gegevens invullen.
NT2-niveau 2
U kunt korte gesprekken voeren in bekende situaties. Soms moet iemand u helpen. Maar u begrijpt het meeste wel. U kunt vragen stellen en antwoorden geven in het Nederlands. U kunt makkelijk praten over onderwerpen waar u meer van afweet. Soms moet u vragen of mensen langzaam willen praten. De meeste onderwerpen van het nieuws op radio en tv begrijpt u. U kunt korte, duidelijke teksten lezen. U kunt korte briefjes schrijven.
NT2-niveau 3
U kunt gemakkelijk met Nederlanders praten. Bijvoorbeeld om te vragen hoe het met iemand gaat. U kunt gemakkelijk afspraken maken of iets uitleggen. In korte zinnen u maakt niet veel fouten. U kent belangrijke zinnen en kunt die goed gebruiken. Als u moet spreken in moeilijke situaties maakt u fouten. Toch begrijpen mensen wat u bedoelt. U begrijpt belangrijke zaken en details van radio en televisieprogramma's. U kunt korte teksten zonder veel fouten schrijven. Dit wordt gemakkelijke als de teksten vaak terug komen. Bijvoorbeeld voor uw opleiding of werk.
NT2-niveau 4
U kunt goed privé-gesprekken en zakelijke gesprekken voeren. U spreekt gemakkelijk over praktische zaken, maar ook over zaken voor uw werk. U gebruikt veel verschillende woorden en zinnen. U maakt weinig fouten. Radio- en tv-programma's kunt u goed volgen. Zeker als er duidelijk gesproken wordt. U begrijpt moeilijke teksten met veel informatie. U begrijpt ook moeilijke teksten over uw vak. U kunt ook teksten voor uw opleiding of werk schrijven. Soms maakt u nog fouten in de spelling en grammatica.
NT2-niveau 5
U kunt het Nederlands heel makkelijk begrijpen en gebruiken, ook de uitdrukkingen. U gebruikt het Nederlands bijna zoals u uw eigen taal gebruikt. U begrijpt verschillende soorten (moeilijke) teksten: teksten voor werk, opleiding en privé-leven. U kunt ook (bijna) correct schrijven.